Cultuurbeleid: Kunst of Corso?

manifest van een beeldend kunstenaar

 

       Cultuurbeleid gaat over heel veel zaken, van de plaatselijke harmonie tot het Concertgebouworkest, van musea tot tentoonstellingsruimten voor experimentele kunst, evenementen, educatie noem maar op. Het gaat daarmee net zo goed over beroepsbeoefenaren als over amateurs.

Dat beleid hanteert een aantal uitgangspunten. Het welbekende bloemencorso past daar heel goed in:

 

-het is cultuur

-ingebed en gedragen door de maatschappij.

-het genereert geldstromen. De plaatselijke middenstand en horeca profiteren   ervan, het trekt toerisme aan, opbrengst van de kaartverkoop, noem maar op.

-ondernemerschap. Het corso is een promotionele activiteit van de bloemenkwekers.

-het wordt gemaakt door vrijwilligers.

 

       Kunstenaar zijn is een beroep, je kunt het leren aan een academie nadat je getoetst bent op geschiktheid. Wat leer je dan? Iets maken, een beeld of schilderij? Dat is slechts de ambachtelijke kant. In mijn opinie leer je professioneel te werken met de verbeeldingskracht. Deze enorme potentie is een eigenschap van de mens. Het stelt ons in staat om iets te bedenken dat er nog niet is met behulp van kennis van wat er wel is. We verzinnen, om het zo te zeggen, het ontbrekende stukje en komen op die manier tot nieuwe ontwikkelingen en inzichten. Dat stukje, het idee, moet ik als kunstenaar concreet maken in een beeld, schilderij of dans, kort gezegd in een kunstwerk.

Hoe verhoudt zich dat tot bovengenoemde uitgangspunten?

 

-kunst is cultuur in de ruimste opvatting van cultuur, zijnde alles wat door menselijk handelen tot stand komt.

-kunst ontplooit zich in de maatschappij, het publieke domein, want kunst die niet gezien wordt bestaat in feite niet. En om het draagvlak van die maatschappij te winnen is de kunstenaar van nu een soort kompas geworden. Hij of zij reflecteert op die maatschappij en haar problemen, debatteert en denkt mee met het bedrijfsleven, de wetenschap en de politiek.

-kunst is een onderdeel van financieel-economisch verkeer. Als handelswaar in de  directe verkoop door de galerie bijvoorbeeld, als beleggingsobject, als publiekstrekker bij een evenement als de Kunst 10-daagse, maar ook door de bestedingen die de kunstenaar doet om het werk te kunnen maken.

-het cultuurbeleid gaat uit van de kunstenaar als cultureel ondernemer, het onbezoldigd tonen van zijn werk wordt daarom gezien als een promotionele activiteit.

-ik ben kunstenaar van beroep.

 

       Over dat beroep heersen nogal wat misverstanden en onduidelijkheden. Het publiek, verwend door vele jaren rijk aanbod van gesubsidieerde kunst heeft geen idee van de realiteit van de beroepspraktijk. Zonder financiële middelen kan de kunstenaar geen enkel idee concreet maken. Hij moet een plek huren om te werken, gereedschappen aanschaffen, materialen inkopen en soms ook specialistische kennis, vaste lasten betalen, transport en verzekering, vakkennis bijhouden, zichzelf in de markt plaatsen door netwerken en digitale media, promoten van zijn werk en dat alles kost geld.

Praten over geld en hoe je eraan komt was voor kunstenaars heel lang not done, allicht ook een gevolg van een jarenlang subsidiesysteem. Dat heeft geleid tot een soort schizofrene opvatting bij kunstenaars en kunstcritici dat geld en kunstenaarschap niet samengaan. De commercieel succesvolle kunstenaar was niet autonoom, niet vrij maar gecorrumpeerd door hebzucht. De ware kunstenaar was een 'geroepene' die ten koste van alles zijn werk maakte.

Bij het publiek ontstond het beeld van de sociaal onaangepaste zonderling die met een elitaire houding alleen de happy few van de hoge kunst bereikte, maar ondertussen gemeenschapsgeld opstreek om er lui van te leven.

 

       Startende kunstenaars lopen hierop stuk. Er is geen geld voor hun arbeid. Het hang- en stageld is vrijwel verdwenen. Organisaties verdedigen dit met het argument dat zij een platform bieden voor de promotie van je werk. Is dat terecht? Een kunstenaar maakt kunstwerken als hoofdactiviteit, geen promotionele corsowerken. Zijn werk moet immers tegelijkertijd bron van inkomsten als promotie voor de kunstenaar zijn.

Door het kunstwerk te koppelen aan de marktwerking van de commerciële verkoop, wordt die kunst ontdaan van een groot deel van zijn waarde voor de gehele maatschappij en beperkt in de ontwikkeling van experimenteel werk, werk dat niet geschikt is voor verkoop of werk dat zijn tijd vooruit is. Investeerders zoals bedrijfsleven, verzamelaars, galeries en zelfs de fondsen zijn conjunctuurgevoelig en spelen liever op safe door de startende kunstenaar links laten liggen ten gunste van de gevestigde, bekende kunstenaars.

 

       De politiek en het Mondriaan fonds bedienen zich met graagte van de term talent om onderscheid te mogen maken tussen wie wel gemeenschapsgeld mag ontvangen en wie niet. Onzin, elke kunstenaar die met succes een bachelor of master heeft behaald bezit talent voor zijn beroep. De ontwikkeling van dat talent is erbij gebaat zoveel mogelijk kunstenaars te steunen. Breed zaaien geeft de beste kans op een goede oogst, zo doen we het in het bedrijfsleven en in de wetenschap immers ook.

 

       Ik zou een pleidooi willen houden voor een prestatie-toelage voor startende kunstenaars. Drie of vier jaar een maandelijks bedrag, zeg 600 euro met na 6 jaar een evaluatie van de kunstenaar op zijn deelname aan het culturele veld. Is die deelname er niet, geen exposities of deelname aan culturele activiteiten, dan volgt terugvordering. Samen met hang- en stageld, inzicht in de beroepspraktijk en waardering voor de kunstenaar door educatie kan dat een rijk en gevarieerd aanbod ook in de toekomst blijven garanderen.

 

De sculptuur die ik gemaakt heb op uitnodiging van de Kunst 10-daagse in Bergen bestaat uit piepschuim en glas, zowel geblazen als glas gemaakt met een maltechniek waarvoor een goed geoutilleerde werkplaats nodig is en gedegen kennis van zaken. Het heeft 8 weken van 40 uur arbeid gekost en geld voor materialen.

Ik kreeg daarvoor geen vergoeding en dat is mijn inspiratiebron geweest om te komen tot dit werk en dit manifest.

 

 Geniet van de kunst en denk mee over het cultuurbeleid!

 

Xandra Bremers

Bergen 2014